INDIVIDUELE WEERBAARHEID

Check bedrijfsprocessen op signalen

Om bedrijven te wapenen tegen criminele inmenging, moeten ondernemingen ook zelf werken aan hun eigen weerbaarheid. In gesprekken met ondernemers zien we dat ze vanuit onderbuikgevoelens vaak best goed lijken aan te voelen dat er ‘iets niet in de haak is’, maar dat dergelijke gevoelens niet altijd leiden tot het ondernemen van actie. Voor veel ondernemers is er ook geen handelingsperspectief voorhanden om die onderbuikgevoelens te concretiseren en te toetsen. Wij maakten daaruit op dat er handvatten nodig zijn om als ondernemer de bedrijfsprocessen te kunnen toetsen op of en in hoeverre er Red flags aanwezig zijn. Daarvoor ontwikkelden we checklists waarmee ondernemers het eigen bedrijf kunnen ‘scannen’ op veelvoorkomende signalen van criminele inmenging binnen hun branche.


Criminele organisaties maken misbruik van bonafide bedrijven in diverse branches. We spreken van criminele inmenging wanneer gewone, goedwillende bedrijven een faciliterende rol spelen bij criminele activiteiten. Criminele organisaties kunnen bijvoorbeeld producten of dienstverlening van bedrijven afnemen. Of maken ongezien misbruik van bedrijfsfaciliteiten, zoals transport en opslag. (Lees hier meer over in dit essay). Criminele inmenging gaat dus in feite over hoe een externe actor (een crimineel, een crimineel verband) zoekt naar mogelijkheden om misbruik te maken van de producten, faciliteiten, personeel etc. van een bedrijf. Dat kan op verschillende manieren en via een veelheid van bedrijfsprocessen.

Hoe reageren ondernemers op verdachte signalen?

In de diepte-interviews die we met ondernemers deden, kwamen veel onderwerpen terug die raken aan hun weerbaarheid. Ondernemers reageren op veel verschillende manieren als ze vermoeden benaderd te worden door criminelen en hanteren een divers palet aan percepties en besluiten als het aankomt op integriteit en weerbaarheid tegen criminele inmenging. Die gaan over het belang van integriteit in het eigen bedrijf, het kritisch benaderen en doordenken van vragen van klanten, en het al dan niet betrekken van instanties als politie en gemeente bij vermoedens van criminele inmenging.

Integriteit en ‘ter goeder trouw’ handelen

In eerste instantie zijn ondernemers eenduidig als het gaat om het faciliteren van criminaliteit: “Ik wil er niks mee te maken hebben” is de meest gehoorde reactie, wanneer we ondernemers vroegen waarom zij niet ingaan op een verzoek of een aanbod van criminele partijen. Wanneer we echter kijken naar de situaties waarin zij twijfelden over het maken van de ‘juiste’ keuze, zien we dat soms flexibel wordt omgegaan met deze stelregel.

We spraken een ondernemer met een autobedrijf. Hij is zich bewust van het risico om schakel te zijn in het proces van heling, en neemt hier ook bewust maatregelen tegen door tweedehands goederen enkel via zakelijke leveranciers in te kopen. Op de aannemelijke kans dat het dan toch zou kúnnen gaan om crimineel verkregen aanbod antwoorde de ondernemer: “Tja, waar houdt het op. Dat is gewoon echt een hele lastige. Ik heb gewoon te goedertrouw gehandeld. Nou ja oké so be it". Er zit kortom een grens aan wat deze ondernemer vindt dat aan hem zelf is aan te rekenen.

Een andere ondernemer die een groothandel voor automaterialen runt, spreekt over zijn bedrijf alsof het zijn maatpak is ‘waar geen vlek op mag komen'. Het bedrijf moet in zijn optiek een vlekkeloze reputatie hebben en houden. Vanwege die visie, is het risico op facilitering in zijn bedrijf regelmatig onderwerp van gesprek en worden bijkomende dilemma’s zo nu en dan met het personeel uitgelicht. Bijzondere klantvragen worden door het personeel neergelegd bij de ondernemer zelf. Het personeel wordt zodoende actief betrokken bij het weerbaar maken van de onderneming. Die vertaalslag naar (uitvoerend) personeel is tegelijkertijd ingewikkeld. De directeur van een beveiligingsbedrijf vindt bijvoorbeeld dat “integriteit een automatisme moet zijn als je in de beveiligingsbranche werkt. Dat je op die manier denkt en doet, dat moet algemeen goed zijn”. Tegelijkertijd werd bij dit beveiligingsbedrijf de vraag opgeworpen of ‘integriteit’ op uitvoeringsniveau net zoveel prioriteit en aandacht heeft als bij de bedrijfsleiding. Er waren op zijn minst signalen dat de bedrijfsleiding hier een andere visie op had dan het uitvoerend personeel. Dit laat zien dat de ‘moraliteit’ van de ondernemer niet per definitie de moraliteit van zijn of haar werknemers hoeft te zijn.  Kritische en oplettende houding De gesproken ondernemers verschillen bovendien in de mate waarin ze het heft in eigen handen nemen bij dreigingen of signalen van criminele inmenging. Een aantal ondernemers die wij spraken is duidelijk kritisch en oplettend. Zoals een autoverhuurder die zelfstandig gaat posten bij een verhuurde auto, die hij ondanks een vreemd onderbuikgevoel meegaf aan een particuliere klant. Een ander voorbeeld van een oplettende en kritische houding komt van een drukwerkbedrijf dat een verzoek kreeg om ‘Pony-Paks’ te produceren; kleine envelopjes met een steigerend paard. Een oplettende medewerker stuitte op het feit dat deze worden gebruikt om gebruikershoeveelheden harddrugs in te verpakken. De aanvraag werd daarom afgewezen. Een productiebedrijf in weefsels kreeg een leveringsverzoek van ballistisch materiaal, materiaal dat onder meer wordt gebruikt voor kogelafweer. De ondernemer vroeg kritisch door op waar de klantaanvraag voor diende, en na aandringen bleek dit voor de toepassing van kogelvrijvesten. Ze wezen de aanvraag af. Deze reactieve strategieën worden nog aangevuld door meer pro-actieve strategieën zoals die van een beveiligingsbedrijf dat we spraken. Bewust van de gevaren in hun branche kiezen zij zeer bewust voor een selectieve wervingsstrategie in relatie tot klanten: “We doen geen belletje lel en koude acquisitie om apparatuur en systemen te verkopen, maar gaan uit van onze warme contacten. Zo houd je de louche klanten ook buiten de deur”. Daartegenover staan ook ondernemers die minder kritisch zijn als het gaat om het aannemen van opdrachten. Zo verhuurde een vastgoedverhuurder een bedrijfspand aan een chemicus met een ‘goede uitstraling en een goed verhaal’. Toen hij het verhuurde pand betrad, vertrouwde hij de installaties van cilinders en buizen niet maar zijn reactie daarop was: ‘ik kom hier niet meer’, en liet het verder gaan. Niet veel later ontdekt de brandweer een XTC-lab in dit pand. Een ander voorbeeld komt van een leasebedrijf dat verhuurde aan een zakelijke klant, wiens naam in het verleden kleefde aan criminele activiteiten. Ondanks een onheus voorgevoel, lieten officiële krediet- en achtergrondchecks van deze klant enkel groene vlaggen zien. Hij besloot een samenwerking aan te gaan, maar kwam er na een jaar achter dat de verhuurde auto’s werden ingezet bij drugstransport.

Handelen naar signalen is in de praktijk kortom niet eenvoudig. Over het algemeen zien we vaker terug dat bij signalen een samenwerking wordt stopgezet of nooit tot stand komt. Zo stuurt een autohandelaar klanten weg als deze zonder papieren met goedkope auto-onderdelen op de proppen komen, of weigert een verhuurder een potentiële huurder omdat hij opvallend veel wil weten over beschikbare elektra, terwijl dat gegeven het bedrijfstype niet logisch is. Maar er zijn ook ondernemers die ondanks signalen wel in zee gaan met dergelijke klanten. Soms wordt bewust een risico genomen, een andere keer gebeurt het op basis van goed vertrouwen. Zo vertelde een ondernemer in de logistiek dat hij ervan overtuigd was dat een klant zijn leven gebeterd had en zich niet meer met criminele activiteiten zou bezighouden. Hij gaf de klant nog een kans, en er werden geen criminele activiteiten meer ontdekt bij deze klant. Of een geval waarin een ondernemer de verhuur van een auto gevoelsmatig niet kon weigeren, op het moment dat een klant formeel aan alle eisen van een screeningsprotocol heeft voldaan. Geef je dan de auto mee met een vreemd onderbuikgevoel? In één situatie besloot een ondernemer vanwege signalen van criminele inmenging het aanbod van diensten voor de klant minder aantrekkelijk te maken, zoals aan het instellen van langere levertijden en doorvoering van prijsstijgingen, in de hoop dat deze klant zich terug zou trekken.  Wel of niet instanties inschakelen? Er wordt ook verschillend gedacht over het wel of niet inschakelen van instanties naar aanleiding van signalen of concrete dreigingen. Zowel als het gaat om situaties in het eigen bedrijf als in de directe omgeving. Wat betreft die eerste spraken we een verhuurder van bedrijfsvastgoed die bang is voor de consequenties als hij melding maakt van signalen van drugsproductie in zijn bedrijfsverzamelgebouw. Want melding maken en de daadwerkelijke vondst van criminele activiteiten kan betekenen dat zijn pand een langere tijd ‘op slot’ moet, dus huurderving. Hij wil niet het risico lopen dat zijn hele pand gesloten wordt, en maakt geen melding. Dit terwijl een collega-vastgoedondernemer juist aangeeft direct de politie te bellen als hij iets tegenkomt, omdat hij er op vertrouwt dat zijn pand juist níet gesloten wordt, vanwege het feit dat hij als ondernemer zelf aan de bel trekt. Ondernemers zijn dus niet altijd zeker van welke reactie zij van overheden kunnen verwachten. Ook speelt mee dat in hun ogen de samenwerking met de politie niet altijd evenwichtig is. De politie haalt veel informatie (en bijvoorbeeld camerabeelden) op, maar er vindt lang niet altijd terugkoppeling plaats naar de ondernemer.  

Ook met criminele activiteit in de directe omgeving, gaan ondernemers heel verschillend om. De al dan niet aanwezige laagdrempeligheid van melden lijkt hierin een belangrijke factor (meer lezen hierover, ga dan naar dit essay). Zo spreken ondernemers hun waardering uit voor de laagdrempeligheid van het contact met de Stadsmarinier in De Spaanse Polder. Deze ondernemers noemen nauwelijks bezwaren tegen het inschakelen van autoriteiten bij signalen, al wordt daadwerkelijke aangifte wel als extra stap ervaren, omdat daarmee anonimiteit vaak in het gedrang komt. Een ondernemer op een Zaans bedrijventerrein – waar de overheid in vergelijking met De Spaanse Polder ‘ver weg’ is – ervaart die laagdrempeligheid bijvoorbeeld allerminst: “bij een unit hiertegenover speelde al langere tijd wat. Vreemde mensen, vreemde activiteiten, ik vertrouwde het niet. Maar wat doe je dan. Melden? De politie bellen? Dat heeft toch geen zin. Wat moet je zeggen dan? Ik krijg er een gek gevoel bij? Nee hou toch op”.    

Een tweede factor is ook in hoeverre ondernemers zich verantwoordelijk voelen voor wat er ‘elders’ plaatsvindt. Sommige ondernemers voelen zich verantwoordelijk voor een veilig bedrijventerrein. Ze zetten zich bijvoorbeeld in voor collectieven als het Keurmerk Veilig Ondernemen, Buurtapps en de ondernemersvereniging. Deze groep ondernemers is zich bewust dat criminele inmenging een reële bedreiging is, ook wanneer het niet in het eigen bedrijf maar in de directe omgeving plaatsvindt. Ze zijn alert op signalen en zullen wanneer deze zich voordoen ook eerder in actie komen. Een andere groep ondernemers denkt hier fundamenteel anders over. Zo geeft een ondernemer aan: “Je wilt natuurlijk niet dat je buurman met hennep bezig is, want dan is er brandgevaar en kun je er zelf nog schade van hebben. Maar kijk, het maakt mij helemaal niets uit of mijn buren nou met gestolen goederen bezig zijn, zolang ik er zelf geen gedonder mee krijg”. Die laatste groep heeft er naar eigen zeggen geen problemen mee zolang ze zelf geen schade of negatieve consequenties ondervinden van het criminele gedrag. Deze groep kijkt dan primair – zo niet uitsluitend – naar instanties en zien voor zichzelf geen rol weggelegd.

Welke bedrijfsprocessen zijn kwetsbaarder?

Weerbaarheid tegen criminele inmenging vraagt om de bedreigingen, signalen en verschijningsvormen van criminele inmenging die een bedrijf kunnen raken in het vizier te hebben. In het onderzoeksproject werden factsheets ontwikkeld die per branche overzichtelijk maken wat de gevaren zijn van criminele inmenging en aan welke signalen dit gevaar kan worden herkend. Hier schreven we ook een afzonderlijk essay over. Deze signalen kunnen echter nog specifieker worden toegespitst op bedrijfsprocessen. Daarvoor ontwikkelden we checklists, die in deze paragraaf aan bod komen.

Dreigingen, signalen en verschijningsvormen van criminele inmenging zijn sterk contextueel gebonden. Met andere woorden: signalen, strategieën en activiteiten rondom criminele inmenging verschillen per branche. De autobranche, groothandels, beveiligingsbedrijven en de productiesector kennen elke hun eigen specifieke bedrijfsprocessen waarbinnen zich risico’s kunnen voordoen. Om die reden zijn er voor een aantal branches waar de criminaliteit vaker voet aan de grond krijgt (vastgoed, automotive, transport, logistiek, groothandels) checklists ontwikkeld. Met deze checklists kunnen ondernemers het eigen bedrijf ‘scannen’ op veelvoorkomende signalen van criminele inmenging in de branche. Door afname van de checklist (door de ondernemer, door bedrijfspersoneel), wordt verkend welke signalen van criminele inmenging binnen het bedrijf van toepassing zijn. Deze tool maakt ondernemers en bedrijfspersoneel tegelijkertijd bewuster van criminele inmenging. Men leert door de checklist in te vullen de signalen kennen en past deze toe in de context van het bedrijf. Door het toepassen van de checklist, krijgen ondernemers scherper in het vizier waar potentiële risico's zitten. Ook kan de checklist dienen als een hulpmiddel om het gesprek over weerbaarheid en criminele inmenging intern binnen het bedrijf te voeren.


Checklist automotive-branche Om een beeld te geven op welke manier bedrijven de checklist in de praktijk kunnen toepassen, laten we ter illustratie de checklist van de automotive-branche zien. In iedere checklist leggen we primair de focus op bedrijfsprocessen die bedrijven in de regel kwetsbaarder maken voor criminele inmenging. In de automotive zijn dat in ieder geval deze drie:

  1. Verhuur/lease van voertuigen. Criminelen kunnen zich anoniem verplaatsen, grote hoeveelheden cash witwassen en voertuigen gebruiken voor illegale activiteiten zoals het transport van drugs of bij diefstal.
  2. Overname van auto’s en onderdelen. Criminelen kunnen illegaal verkregen goederen aanbieden bij autobedrijven. Er is sprake van heling wanneer illegaal verkregen goederen worden overgenomen.
  3. Prepareren van voertuigen. Criminelen benaderen autobedrijven om voertuigen van een nieuwe of andere identiteit te voorzien (klonen, omkatten). Ook preparaties als het inbouwen van verborgen ruimten of het plaatsen van speciale apparatuur hebben een crimineel oogmerk.

In het onderzoeksproject Red flags bij criminele inmenging brachten we in relatie tot deze bedrijfsprocessen in kaart aan welke signalen criminele inmenging kan worden herkend. Zo wordt iedere kwetsbare activiteit voorzien van een set aan specifieke signalen. In het geval van de automotive laten we de set aan signalen zien gerelateerd aan de activiteit ‘verhuur/lease van voertuigen’.

De toepassing van de checklist is eenvoudig. Men kruist aan of een signaal wel of niet wordt herkend in het bedrijf. We adviseren dat zowel bedrijfsleiding als personeel de checklist invult. Komen de bevindingen overeen of zijn er verschillen op te merken? Ook een vergelijking tussen de interpretatie van de bedrijfsleiding en overig bedrijfspersoneel kan een zinvolle discussie opleveren. Gezien deze scan niet uitvoerig getoetst en gevalideerd is, gaan we niet in op de scoring en interpretatie van bevindingen. De checklist dient primair om aanwezige signalen van criminele inmenging binnen het bedrijf in het vizier te krijgen en bewustwording te creëren.

Ben je benieuwd naar andere manieren om je bedrijf tegen het licht te houden?

Tot slot Weerbaarheid tegen criminele inmenging vraagt om een gezonde balans tussen bewustzijn, houding en kennis. Een ondernemer en bedrijfspersoneel moet zich bewust zijn dat een bedrijf toegewend kan worden om criminele activiteiten te faciliteren. De houding van de ondernemer en het personeel is bepalend voor de mate waarin men bereid is een risico te nemen. Ook moeten de ondernemer en het personeel kennis hebben van de manieren waarop de onderneming op oneigenlijke manier kan worden toegewend, hoe deze signalen kunnen worden herkend en hoe men hier mee om kan gaan.

Weerbaar zijn tegen criminele inmenging zegt in onze optiek iets over hoe interne bedrijfsprocessen zich verhouden tot externe dreigingen. Om die reden ligt de focus in de checklists op bedrijfsprocessen die in de regel kwetsbaarder zijn voor criminele inmenging, en worden die bedrijfsprocessen getoetst op concrete signalen. Wij onderzochten echter met name bedrijven die een sterke interne weerbaarheid vertoonden en geconfronteerd werden met een relatief zwak niveau aan externe dreiging van criminele inmenging. Een vraag die de checklist oproept is welk niveau van weerbaarheid wordt gevraagd wanneer de externe dreiging niet zwak maar juist sterk aanwezig blijkt. Stelt dit andere eisen aan de interne weerbaarheid? Want het is niet gezegd dat wanneer een onderneming weerbaar is, er geen criminele inmenging kan plaatsvinden. Wel zien we weerbaarheid – en het inventariseren van de weerbaarheid – als een beschermingsmechanisme tegen het faciliteren van criminaliteit.