INLEIDEND
Criminele inmenging: naar een praktisch begrip
De afgelopen jaren is met de opkomst van het woord ‘ondermijning’ veel maatschappelijke aandacht gecreëerd voor de schadelijke effecten van georganiseerde criminaliteit in Nederland. Hoewel er verschillende definities worden gehanteerd van het containerbegrip ondermijning, is de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld een terugkerend element. In het onderzoek Red flags bij criminele inmenging hebben wij ingezoomd op deze verwevenheid in de context van mkb-ondernemingen op bedrijventerreinen. Maar wat verstaan wij nou precies onder deze verwevenheid? Hoe komt dit tot uiting in mkb-bedrijven?
Onderzoek naar georganiseerde criminaliteit legt veelal de focus op daders, slachtoffers, en de interactie tussen beide. Wanneer onderzoek zich op het bedrijfsleven richt, wordt eveneens meestal gekeken naar slachtofferschap van bonafide ondernemers, of het daderschap van malafide ‘ondernemers’ zoals zich dat voordoet bij dekmantelbedrijven of andere professionele facilitators van de onderwereld. Een derde - maar in onze ogen onderbelicht – thema is dat bonafide ondernemers ongewild en doorgaans onbewust een rol kunnen spelen in een crimineel bedrijfsproces. Ook dan is er sprake van verwevenheid tussen bedrijven en de georganiseerde criminaliteit, met mogelijk ontwrichtende consequenties. Aan die verwevenheid gaat een proces vooraf dat wij criminele inmenging1 noemen. Criminele inmenging is gedefinieerd als ‘het proces waarbij een actor van een criminele organisatie voor het criminele bedrijfsproces zich gericht wendt tot en verbindt aan een bonafide onderneming, waardoor deze onderneming zonder doelbewuste intentie een facilitator wordt van criminele activiteiten’.
Criminele inmenging in de praktijk
Maar wat betekent het begrip criminele inmenging nu precies? Een aantal concrete voorbeelden die wij tegenkwamen tijdens ons onderzoek zorgden voor de verdere inkleuring en detaillering van het begrip. Deze voorbeelden spreken hopelijk tot de verbeelding, zodat ondernemers en professionals zich door deze voorbeelden een concretere voorstelling kunnen maken van hoe criminele inmenging zich in de praktijk openbaart. We schetsen hieronder van alle branches die we onderzochten een voorbeeld van criminele inmenging.
In de automotive sector leerden we van een leasebedrijf dat een aanvraag kreeg voor diverse voertuigen van een tot dan toe nog onbekende zakelijke klant. Na de screening van deze klant aan de hand van diverse checks – die geen opmerkelijke signalen lieten zien – sloot het bedrijf een contractuele overeenkomst met gangbare voorwaarden voor de levering van zes voertuigen. Na een jaar werd het voor het leasebedrijf duidelijk dat de klant een dekmantelbedrijf runde en dat de geleasete auto’s werden ingezet voor grootschalig drugstransport. Toen het leasebedrijf de dienstverlening stopzette, werd de ondernemer door de criminele klant bedreigd. Eén van de zes auto’s kwam nooit meer terug.
Ook ondernemingen die zich toeleggen op logistieke processen, zoals groothandels en transportbedrijven, kunnen te maken krijgen met criminele inmenging. Zo vielen gewapende mannen met bivakmutsen een fruit-groothandel binnen, hielden het bedrijfspersoneel onder schot en eisten afgeleverde cocaïne op die verpakt zou zijn tussen een vracht bananen. Het personeel had echter geen idee over welke lading het ging en wees de overvallers op de stapels met pallets die recentelijk waren binnengekomen. Hier werd echter niks gevonden en de overvallers dropen af. Even later stuitte bedrijfspersoneel op een grote lading cocaïne, in sporttassen verpakt tussen de bananen. Duidelijk werd dat de bedrijfsfaciliteiten van de groothandel waren misbruikt door een criminele organisatie handelend in cocaïne. De drugs waren niet enkel nietsvermoedend naar de groothandel vervoerd, ook zijn ze ongemerkt terecht gekomen in het magazijn van het bedrijf. Uit nader onderzoek van de politie bleek uit niets enige betrokkenheid van (personeel van) het bedrijf.
Zakelijke dienstverleners zoals beveiligingsbedrijven kunnen ook kwetsbaar zijn voor criminele inmenging, in dit geval via infiltratie, zo blijkt uit het volgende. Twee medewerkers van een beveiligingsbedrijf die surveilleerden bij een bankvestiging, werden veroordeeld voor medewerking aan een bankroof. Tijdens de rechtszaak bleek dat de twee veroordeelde medewerkers onderdeel waren van een crimineel samenwerkingsverband. De diefstal werd gepleegd in georganiseerd verband: de beveiligingsmedewerkers zouden de dieven toegang hebben verleend, de gestolen buit hebben klaargezet en de dieven een uitgang hebben geboden. De beveiligingsmedewerkers hebben daarbij misbruik gemaakt van hun positie en functie als beveiliger en van bedrijfsfaciliteiten als autorisatiecodes en beveiligingspassen.
Voor het criminele ‘bedrijfsproces’ zijn in sommige gevallen producten nodig die criminelen niet zelf kunnen maken, en hiervoor uitwijken naar bonafide productiebedrijven. Een voorbeeld dat wij tegenkwamen was een productiebedrijf in weefsels, dat een particulier klantverzoek kreeg voor de levering van ballistisch materiaal. De medewerker wist dat dit materiaal ook een criminele toepassing kon hebben en vroeg door waar de order voor diende. De klant wilde dit niet zeggen. In gesprek met de directeur gaf de klant aan kogelwerende vesten te willen bestellen. Omdat de (route van de) klantvraag argwaan opwekte en het bedrijf principieel geen criminele klanten wil bedienen, werd er niet op het verzoek ingegaan.
Ook het verhuur van vastgoed brengt risico’s met zich mee. Een verhuurder van bedrijfsvastgoed, werd geconfronteerd met een XTC laboratorium in één van zijn bedrijfspanden. Dit ging via een stroman, voor een relatie die een chemisch bedrijf wilde beginnen. “Ik ontmoette beide en ze hadden een goede uitstraling en een goed verhaal. Dus ik ging akkoord”, vertelde de verhuurder. Het laboratorium kwam pas aan het licht toen een omgevallen bak chemicaliën een enorme stankoverlast produceerde. De gebruikers werden op heterdaad betrapt door de politie. Er werden wapens en drugs gevonden en de chemicus werd opgepakt.
We zien kortom dat bonafide bedrijven zonder doelbewuste intentie een faciliterende rol kunnen spelen bij criminele activiteiten. De voorbeelden laten zien dat dit in meerdere branches kan voorkomen. Tegelijkertijd zijn de verschijningsvormen zeer divers. In de volgende alinea worden deze verschijningsvormen nader uitgediept.
Ben jij medeplichtig? Lector Arie de Wild vertelt het je hier >
Criminele inmenging nader uitgediept
De kern van criminele inmenging, zo laten de bovenstaande voorbeelden zien, is dat bonafide bedrijven zonder doelbewuste intentie faciliterend zijn aan criminele activiteiten. Bij het leasebedrijf (auto’s), het productiebedrijf (materiaal) en de vastgoedverhuurder (bedrijfsruimte) was de dienstverlening op zich zelf faciliterend aan het criminele bedrijfsproces. In het geval van de fruit-groothandel werd voor criminele doeleinden misbruik gemaakt van bedrijfsfaciliteiten (transport, logistiek). In de casus van het beveiligingsbedrijf werden personeelsleden gericht benaderd door een crimineel verband. Hieruit wordt al duidelijk dat facilitering verloopt via verschillende paden. Wij herkennen er drie:
- Criminele afname: facilitering door een transactie;
- Crimineel misbruik: facilitering door parasitair misbruik;
- Criminele infiltratie: facilitering door binnendringing.
1. Criminele afname: facilitering via een transactie
Wanneer criminele inmenging via een transactie plaatsvindt, wordt een product of dienst succesvol afgenomen of aangeboden door een crimineel. Dit kan door een overeenkomst worden beklonken, die formeel of informeel van aard is en kan de vorm hebben van een akkoord, betaling, afspraak, regeling of contract. Voorbeelden zijn het leasen van auto’s waar drugstransporten mee worden uitgevoerd, bedrijfsruimten die worden gehuurd om een drugslab in te beginnen of de afname van producten of materialen voor een criminele toepassing. Een onderneming faciliteert daarmee – vaak zonder zich daar bewust van te zijn – een crimineel verband, omdat het lijkt dat er met een reguliere klant zaken wordt gedaan (Kruisbergen, van de Bunt & Kleemans, 2012). De transactie voorziet een crimineel verband in behoeften, omdat zij tenminste voor een deel van haar activiteiten afhankelijk is van bonafide bedrijven, bijvoorbeeld op het vlak van infrastructuur (ruimten, transport), hulpbronnen (kennis, apparatuur, stoffen) en diensten (financieel, juridisch, administratief, beveiliging, promotie). Ook heling van door georganiseerde criminaliteit verkregen goederen door de ondernemer valt onder deze vorm van criminele inmenging. 2. Crimineel misbruik: facilitering via parasitair misbruik
Onder crimineel misbruik verstaan wij het ‘parasitair’ misbruiken van en ongezien meeliften op bedrijfsprocessen van een onderneming. Misbruik maken van actoren in de ‘bovenwereld’ zonder dat de bovenwereld daarvan profiteert is in eerder onderzoek beschreven als een ‘parasitaire’ aangelegenheid (Fijnaut e.a., 1996). Toegepast op de bedrijfscontext: een crimineel verband maakt misbruik van bedrijfsfaciliteiten zonder dat het bedrijf daarvan profiteert. Vaak is dan sprake van zowel ongewild als ongemerkt misbruik van faciliteiten van het bedrijf. In de praktijk herkenden wij deze vorm voornamelijk bij de logistieke processen van transportondernemingen en groothandels. Bijvoorbeeld doordat cocaïne werd getransporteerd tussen een vracht bananen en ongemerkt het bedrijfsmagazijn binnenkwam. 3. Criminele infiltratie: facilitering door binnendringing
We spreken over criminele infiltratie wanneer bedrijfspersoneel tevens onderdeel is van of een betrokkenheid heeft bij een crimineel verband en in die hoedanigheid handelt met een dubbele pet (zie het voorbeeld uit de beveiligingsbranche). Het crimineel verband vermengt zich dan met de personele structuur van een bedrijf, waardoor er sprake is van interne betrokkenheid en bedrijfspersoneel in persoon criminele activiteiten faciliteert. Er zijn grofweg twee manieren waarop dit verloopt. Enerzijds kan personeel worden gerekruteerd door een crimineel verband, bijvoorbeeld door personeel gericht te benaderen, om te kopen of te chanteren. Anderzijds kan het crimineel verband in eigen persoon op de loonlijst van een bedrijf terecht komen, bijvoorbeeld wanneer leden van een crimineel verband gericht solliciteren op sleutelposities of door crimineel vermogen in een bedrijf te investeren en daardoor (mede-)eigenaar te worden van een onderneming.
Met bovenstaande concretisering en categorisering van typen criminele inmenging proberen we de wisselwerking tussen onder- en bovenwereld beter hanteerbaar te maken voor bonafide ondernemers en veiligheidsprofessionals. We hopen dat ze concretere handvatten geven om (pogingen tot) criminele inmenging te herkennen, en zo de weerbaarheid van het mkb-bedrijfsleven te verhogen. Deze vroeg-signalering is gedurende ons onderzoek verder uitgewerkt in de producten die de rode draad vormen van dit magazine.
Ook kan deze concretisering op termijn een nieuw licht werpen op de wijze waarop - ooit met bonafide intenties opgerichte - ondernemingen, in grote strafzaken naar voren komen als professionele faciliteerders van de georganiseerde criminaliteit. Er is nog weinig bekend over de beweegredenen van ondernemers om bepaalde risicovolle keuzes te maken. Daar waar sommigen enkel een onderscheid maken tussen schuldig en onschuldig, bestaat volgens ons een nog weinig onderzocht schemergebied waarin zaken als opportunisme, verleiding en dwang een belangrijke rol spelen. Wij hopen dat onze eerste inzichten een aanleiding zijn voor ondernemers om mét elkaar en personeelsleden in gesprek te gaan over de omgang met signalen van criminele inmenging.
1 Uit een combinatie van casusonderzoek, interviews en bestaande criminologische onderzoeken is de volgende definitie tot stand gekomen: ‘Het proces waarbij een actor van een criminele organisatie voor het criminele bedrijfsproces zich gericht wendt tot en verbindt aan een bonafide onderneming, waardoor deze onderneming zonder doelbewuste intentie een facilitator wordt van criminele activiteiten’.
Bronnen:
Fijnaut, C.J.C.F., Bovenkerk, F., Bruinsma, G.J.N., & van de Bunt, H.G. (1996). De georganiseerde criminaliteit in Nederland: het eindrapport. Den Haag: SDU.
Kruisbergen, E.W., van de Bunt, H.G., Kleemans, E.R. (2012). Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Vierde rapportage op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit. Den Haag: WODC.